RRRauw!
Hemelvaart. Als ik een vlucht zou kunnen boeken, deed ik het direct. Een retourticket omdat ik hier nog niet klaar ben. “Beloof je dat je er niet overheen stapt, Switi? Beloof je dat je zult genieten?”. Ik denk na over een nieuw leven met jou als reisleider, Japie Krekel en hartverwarmer. Ik heb me voorgenomen dat jij de liefde van mijn leven blijft. Dat niets of niemand tussen ons in komt te staan. Ik geloof niet in herhaalde zetten, gepasseerde stations en de weg terug. Misschien wel in een holistisch harem met minnaars die zowel fysiek, mentaal, emotioneel en spiritueel tot hoogtepunten voeren. Alles ligt open. Het is een hele verantwoordelijkheid.
Samen hebben we flink geleefd. Geconsumeerd. Ons als rupsen volgegeten aan ervaringen, ze op weg naar volwassenheid verteerd in ons cocon. Daarna zijn we uitgevlogen. De wereld in om ons opnieuw te verbinden. Ik met de aarde en jij op grote hoogte in de bergen met lucht. Verankeren en losmaken. We kunnen nog zo licht in het hoofd ronddraaien; we zijn wel hier op aarde gekomen om iets neer te zetten. Samen waren we vrij. Verbonden. Onze harten dansen gewichtloos door de ruimte als astronauten die rondzweven in hun capsule. Ik boek wanneer het kan een Hemelvaart om vanaf ongekende hoogte samen met jou te kijken, te lachen en te genieten om alle capriolen die ik op aarde uithaal. Jij in de hemel.
Bij Bomboca schrijf ik aan ons boek. Het voelt er als buitenland. Bovendien serveren ze heerlijke koffie bij een pastel de nata, cono of queijada. Op LinkedIn bewonder ik het kunstwerk ‘De Ontaarde Boom’. Ik strooi kaneel over mijn pastel de nata en bedenk dat ik elke tien jaar ontaard. Op bevrijdingsdag ging ik uit huis (18). Ik bedankte om te trouwen, naar Brussel te verhuizen en een gezin te stichten (28). Op mijn 38ste ging ik KO. Gevloerd door een burn-out, het beste dat me ooit is overkomen. Ik voelde me net een Chinese jongleur die (te)veel borden hoog houdt. Jij moedigde me aan alles te laten vallen. In mijn 48ste levensjaar sta ik voor een nieuw leven. Ontworteld reiken armen als takken naar de hemel. Ze grijpen beelden liefdevol vast om in verhalen neer te dalen in ons leven. Uiteindelijk houden we ieder verhaal dat we over ons zelf vertellen voor waar.
Ik lees Hippie van Paulo Coelho. Een cadeau van Marieke, mijn schoonzus, die het geheim van verrassen kent. Coelho verhaalt over dé bustocht naar Kathmandu. De oorspronkelijke hippie trail die via Turkije, Afghanistan en India eindigt in Freak Street, Kathmandu. Wij pakken vanaf Kodari de bus naar Kathmandu nadat we in een noodgang door de besneeuwde Himalaya rijden om bij Zhangmuzhen aan de grens met Nepal te komen. Vanwege het avontuur in Everest basecamp is ons Chinese visum verlopen. De gids onderhandelt handig om ons de grens over te krijgen terwijl onze bagage wordt uitgemest op Tibet spullen, Lonely Planets of iets over de Dalai Lama die we in Bylakuppe, India, een Tibetaanse settlement bezoeken te midden van honderden monniken en een handvol westerlingen die de vertaling van zijn lessen via een krakende transistor radio volgen.
Dinsdag cocoon ik voor het eerst een middag in de slaapkamer. Op advies van de kat die sinds twee weken op jouw hoofdkussen bivakkeert. De wind blaast zacht het geluid van vogeltjes de kamer binnen. Het is voor het eerst sinds jouw dood dat ik het liefst in mijn grot blijf, naar binnen wil keren alhoewel de zon zo fel schreeuwt om naar buiten te gaan. En de zomer moet nog beginnen. Ik heb een zak blauwe m&m’s gekocht. Ik weet uit ervaring dat zo’n zak tijdelijk het gevoel dempt, gedachten overstemt en ‘de leegte’ vult. Zo’n sugar coat is heus geen wondermiddel. Door de zenuw die bloot ligt, trilt nog altijd de slag van de paukenist door. Knagend valt mijn oog op een troosteloos uitgedroogd bloem boeket. Ik vond het 5 minuten ervoor nog mooi, sta op en gooi de bos weg op de roos na. Die blijft op jouw nachtkastje samenscholen met de verpakking mandarijntjes-uit-blik.
In Utrecht spreek ik af met mattie Wim. We drinken koffie bij De Zaak en lopen naar Bigoli een Italiaanse traiteur voor een ravioli al forno. Wim en ik kennen elkaar bijna 30 jaar. Het draadje blijft. Ook als we elkaar vijf, tien of -tig jaar niet zien, is het alsof we gister nog over de Grote markt in Groningen op weg snelden naar de Blauwe Engel voor piekuur. Het is 1990. Tijdens de meikermis durf ik op de Vismarkt nog over de kop in de Enterprise. In The Palace dans ik op ‘Dirty Cash’ van Steve V, ‘The Power’ van Snap en ‘Show me Love’ van Robin S. Throwback songs maken me nu verdrietig. De jaren ’90 beloofde jou nog zo’n lang leven. Zelfs na de millennium wisseling huppelde je steeds zo onbezorgd rond.
Op weg naar huis denk ik terug aan onze laatste maanden. Ik bleef enkele dagdelen werken. Het was heerlijk om een ochtend in iets anders op te gaan, los te zijn van thuis. Ik wilde je laten zien dat ik goed voor mezelf kan zorgen, dat je je niet druk hoefde te maken om mij en ik vond het leuk om met nieuwe verhalen bij jou terug te komen. Maar iedere keer als ik naar huis reed, vroeg ik me af of je er nog was. Of je bij thuiskomst nog zou leven. Dan trapte ik net wat harder op het gaspedaal, ging ik harder fietsten of stapte sneller door. Ik bleef jouw dood altijd voor. Achteraf wou ik dat ik nooit van je zijde was geweken, je hand niet had losgelaten en aan je lippen was blijven hangen, letterlijk en figuurlijk. Omdat ik je nu nog zo graag zou willen vastpakken om samen nog een laatste aflevering ‘We zijn er bijna’ te kijken op Omroep Max. Waar je ook bent: ik weet dat je aan me denkt omdat je ook zoveel in mijn gedachten bent.
Soms fluister ik in huis rond: “D, ben je daar?”. Dan kijk ik achter de deur, open jouw kast of scan de tuin. Ik wil je graag zien. Vanochtend was je er. Ik droom dat je terugkeert voor een herkansing. Je bent ziek. We kijken naar een Engels liplees-woord-raad-spelletje op tv. Eerst wordt het woord uitgebeeld. Vervolgens spreekt iemand het geluidloos uit. Het eerste woord raad jij. “Good!”. Dan ben ik aan de beurt. Ik zie 5 vlinders die één voor één op de grond neerstorten waarna de spelleidster het woord articuleert. “Ik weet het!”, schreeuw ik opgewonden. “Het is Dead!”. Het spel is onmiddellijk afgelopen. “D, we moeten je euthanasie regelen”, zeg ik stemmig. Jij wuift het weg. Je zweeft op een morfinewolk en Paul McCartney en Brian May lopen net binnen om een concert te geven. Waarom niet jaren ’80 hunks als Nik Kershaw, Simon le Bon of Morten Harket denk ik en word wakker. Liefde heeft zoveel verschillende gezichten. Ik zie je gelukkig overal.
‘Everyone has his own version of Grief’. Ik kijk ‘Dead to Me’ met heldin Christina Applegate als verse weduwe. Halverwege de serie gaat ze op rouw retraite. In de avond is er Karaoke. Op het podium staat een jongen te zingen. Hij gaat helemaal op in de herinnering van zijn speciale lied, ‘Who’s gonna drive me home’ van The Cars. In de zaal is het muisstil wat het verdriet in zijn stem versterkt. Ik huil op de tekst mee. Niet alleen omdat ik weer naast jou zit al die keren dat je me naar huis bracht, de lange busritten door Centraal Amerika of me herinner hoe heerlijk het was dat jij thuis op me wachtte. Maar vooral omdat de aanblik van de jongen het gevoel zo goed verbeeldt. In rouw sta je alleen op een podium met publiek om je heen. Mensen waar je tegenaan kunt bumperen als je wankelt. Ook ik beleef een eigen versie van rouw.
R O U W voelt alsof ik je onderweg ongemerkt heb verloren. Als ik de deur uitloop, weet ik dat ik iets vergeet. Het beeld ligt voor in mijn brein maar ik kan er geen geur, tast of klank aan geven. Ik wil een vriend bellen om te vragen wanneer hij je voor het laatst heeft gezien. Of je toen nog leefde. Ik wil je naam horen om niet te vergeten. Als de zon ondergaat, lichten tientallen sporen van vliegtuigen als X-jes op tegen de lucht. Je kust me welterusten vanuit de hemel. ‘Morgen weer zo’n dag, C’eetje’.
In juli 2018 werd de liefde van mijn leven – so far – plotseling ziek. Op 16 november ging zijn euthanasie wens in vervulling. Ik schrijf over mandarijntjes uit blik, magische avonturen en pure liefde. Dit is mijn verhaal over R O U W.