RRRauw!

Anna Maria staart door het keukenraam naar buiten. Ik maak Goedemorgen thee van Zonnatura. De geiten zijn weg. We zeggen niks omdat we samen goed stil kunnen zijn. Bovendien, mijn Spaans is ontoereikend voor gevoelsgesprekken. Het erf is leeg. De kudde is vanochtend verhuisd, hoger de bergen in, omdat het te warm wordt om laag te grazen. Na bijna zes maand hoeden, zit het er voor de farmvrouw op. De laatste weken zwerft ze van twaalf tot zeven over de heuvels met Ducche en honderdtwintig geiten die als polka dots tegen de bergwand plakken. Ik denk aan mijn lievelingsbokje die herhaald vraagt of ik hem wil aaien door zijn hoorns zacht tegen mijn dijbeen te stoten. Het zijn de gelukkigste vijf weken op Rumoro, voor de corona crisis, wanneer Anna Maria en ik ’s middags samen op pad zijn om de kudde thuis te brengen. Ik huil. AnnaMaria begint erna kort te snikken, drinkt haar thee op en zegt, Vamos. We lopen samen de stal in. De stilte staat op scherp. Ik herinner dat eerste moment alleen thuis na jouw dood, gelaten omdat het erop zit en je bij de start weet dat afscheid onvermijdelijk komt. De dagen erna hoor ik Anna Maria geregeld over de bergen fluiten en Ducche commanderen, ven aqui, kom hier. ’s Avonds wacht ik tevergeefs op hun terugkomst terwijl ik het gerinkel van geitenbelletjes meen te horen. Het voelt leeg, op en verlaten net zoals toen het er voor jou opzat. Ik slaap onrustig en schrik wakker. Het wordt tijd om naar Nederland te rijden  Ik wacht tot ik terug kan vliegen maar bedenk dat corona geen vleugels geeft. De verkoop van ons huis zet door. Ik pak de auto in, poets Rumoro en huil met Ducche. Ik kom altijd voor je terug, beloof ik. Wanneer ik het landweggetje afrijd, een laatste keer stop om achterom te kijken, zie ik Ducche. Hij kijkt me na, zijn kop op de muur van het terras, de oren puntig omhoog.

5-5. Bevrijdingsdag. Het is precies dertig jaar geleden dat ik op kamers ging. Ik vier vrijheid met een knipoog naar het leven als kosmische grap. We groeien op, nestelen ons op aarde dat het bestaan via de ervaring in vaste vorm giet. Ik ben op weg naar een vrijere versie van mezelf en maak los van wat fysiek, mentaal en emotioneel bindt. Graag spring ik lichter op de trampoline van het leven om aan mijn eigen firmament een tel in star pose te schitteren voordat mijn ziel zich uitstrekt en weer op aarde land. Ik luister naar Michiel Huisman in de film 2.22. Voordat een ster uitdooft, schijnt hij op zijn felst. Ik heb dat bij jou gezien de ochtend dat je dood ging. Als je ouders er zijn, maak ik nog een café d’amour voor jou. Je bent er even helemaal voordat je die laatste keer springt, je vrijheid tegemoet om voorgoed aan de hemel te staan. In Biarritz zit ik drie dagen vast in hotel Cosmopolitan. Mijn auto is door de dépanneur weggesleept maar de garage wuift de pech onder een resoluut rien weg. Niks aan de hand, zegt de monteur, je kunt de weg op. Wanneer ik de auto start, piept het dashboard onmiddellijk S T O P.  De motorkap gaat open. Mais oui, un grand problème. De eerste nacht in Biarritz droom ik over jou. Jij staat in je lekkerste gedaante voor me om me te zoenen. Ik krijg onmiddellijk zin in meer wat jij van de hand wijst. Lust past niet bij jouw dimensie. Je kus stelt gerust en dan ben je weer weg. Vanwege corona laat de reparatie lang wachten. De ANWB regelt vervangend vervoer. Ik rijd de parkeergarage uit langs zee in zuidelijke richting en zie de kustlijn van Noord-Spanje. Ooh wauw, D, roep ik terwijl Aretha Franklin op hetzelfde moment freedom, freedom, freeeheeedom over de boxen gilt

Wanneer ik na zes dagen reizen ons huis binnenstap, zeg je, ik ben blij voor je. Tot de laatste meter naar de voordeur, het omdraaien van de sleutel en die eerste stap over de drempel voel ik een onvoorspelbare bui hangen die mogelijk tot tantrum aanzwelt inclusief dramatisch bed-werpen, ik-wil-dat-je-terugkomt-gedrein en spijt-snikken omdat ik het huis verkoop waarmee ons leven verdwijnt en het onwaarschijnlijk wordt dat je ooit in de materie terugkeert. Ik ben blij voor je, klaart de lucht. Ik loop naar je toe, kus je kussen en zet als eerste jouw mandarijntjes-uit-blik terug. Ons huis is verkoopklinisch opgeruimd. Persoonlijke spullen ontbreken. Ik spray jouw geurtje op, installeer mijn reisaltaar en loop de tuin in. Het voelt goed. Gelukkig. Het klopt. Wat in het vat zit, verzuurt niet. En dat gaat zeker op voor een rouwtantrum. Want als ik de dag erop bij de tandarts zit (gaan we weer) en hij met het wiggetje wrikt alsof hij de kofferbak openbreekt omdat er geen enkele ruimte tussen mijn kiezen zit, tel ik af tot het moment waarop ik met een bietensalade onder de arm langs Sonsbeek naar huis loop. Ik huil. De zon schijnt en ik voel me in Arnhem zonder jou verloren omdat ons leven er niet meer woont. Ons huis is verkocht. 25 juni is de overdracht. Het voelt ontheemd alsof het fundament onder onze liefde wordt weggevaagd om te kijken of ik overeind blijf zonder dat jij me draagt. Thuis klem ik me in tussen Koosje en de foto waarop jij zo leuk lacht en me uitnodigt vragen te stellen – vind je het goed dat ik het huis verkoop, nog een schaal Heartbreakers pak en Thomas Shelby zoen? (zijn lippen lijken me net zo verslavend als Raketjes van Ola) – omdat je met alles zo warmhartig instemt.  Ik druk de Koele Kikker tegen me aan, start seizoen vijf van Peaky Blinders en sla jouw voetbalveld fleecedeken om me heen. Sinds ik in Arnhem ben, heb ik het koud. 

De dood keert deze lente prominent terug op Netflix. Dead to Me zet 8 mei een nieuw seizoen in en Ricky Gervais’ After Life gaat gelijk op met mijn tweede symfonie van de vier jaargetijden rouw. Ik kijk Richard says Goodbye met Johny Depp in de rol van professor. Depp duikt de ervaring in nadat hij hoort dat hij longkanker heeft. Hij houdt de dooddoener voor zich en gooit het leven over een wildere boeg. De film suggereert ten onrechte dat je met zo’n ziekte nog zin hebt om rond te vozen terwijl kanker juist geen zinmaker, verleider of viagra is maar de sextrek onderdrukt als de toges van je oma. Ik geniet vooral van het droge relativeren, die ik-heb-niks-meer-te-verliezen-eerlijkheid en chagrijnige nuchterheid waarmee de professor zijn uiterste houdbaarheid, rouw en levensvragen benadert. Tijdens een universiteitsdiner heft de professor het glas voor zijn exit speech. “We keren allemaal zo gemakkelijk onze belangrijkste taak de rug toe, namelijk om een leven rijk aan ervaringen te leiden. En die keuze is geheel aan jezelf. Pak het leven met beide handen aan, mensen! Waarom kiezen wij de dood niet als beste kameraad zodat we de korte tijd hier die ons rest leren te waarderen. Ik zou zeggen, leid een goed leven zodat je ook goed sterft. PROOST.” Ik hef een imaginair glas champagne, proost en voel me nog trotser op jou. Niet alleen omdat je vanzelfsprekend stoerder, knapper en grappiger bent dan Depp maar vooral omdat jij dood bij woord voegde, het gewoon deed. Je propte in vijftig aardjaren voor minstens honderd aan ervaringen en omhelsde het einde als de terugkeer van een oude vriend. 

Jouw kledingkast gaat iedere ochtend open. Tot nu toe is het gelukt om een enkel t-shirt, wat onderbroeken en kleding waarin ik je toch niet graag zie weg te doen. Tijdens het opruimen ruik ik af en toe onder je dekentje, knuffel je sokken of haal het plukje haar over mijn bovenlip omdat het zo lekker kriebelt. Als ik je kast opentrek, staar ik naar het stof van vijftien jaar reizen, festivals, zomers en winters. Ik sta overmoedig met een lege zak aan jouw kant van het bed om flink huis te houden maar gooi de kastdeur dicht. Morgen weer een dag. Ik trek mijn jas aan en loop naar Christiaan op de Steenstraat voor een gebakje. Om de hoek bij Café Vrijdag loopt een man met border collie op me af. Ducche, roep ik automatisch spontaan maar de hond loopt voorbij en herkent me niet. In de keuken bewonder ik de heerlijk ingewikkelde patisserie van Christiaan (iets met frambozen, witte chocolademousse, een macaron en krokant koekje) en zet koffie. Oortje staat op achterpoten tegen de keukendeur. Ze kijkt hoopvol uit naar eten. De schildpadpoes tijgert al tien jaar door de tuin, mist een oor en is schuw. Ik zet eten klaar en dan gebeurt er iets onverwachts. Ik mag haar aaien. Zolang Oortje hier rondsluipt, laat ze het niet toe. Corona maakt bewust van dichtbij, contact en aanraking. Liefde raast langs een snelweg aan meridianen via vingers, armen en schouders naar het hart. Aaien versterkt het hartcircuit. Ik neem een hap van het zoete kunstwerk. Hoe het voelt als jij me streelt, zoent en vasthoudt, weet ik niet meer. Maar ik herinner me wel heel levendig jouw energie die tegelijk luchtig, stevig en grondend is als de slagroom bij Metropole.

Op Koningsdag loop ik de parkenroute rond Arnhem. Ik zie twee eekhoorntjes spelen en giechel omdat jij me door huis, tuin en Albert Heijn ook zo volhardend achtervolgt. Roodborstje laat zich zien, seringen verleiden met zacht parfum en overal onderweg vind ik veertjes. Jij bent in eenvoudig geluk aanwezig. Ik kan daar heel nuchter, aards en Gronings over doen maar jij schudt de veren van jouw vleugels voor me op en overzielt flora en fauna om wat van jouw liefde naar me te stralen. Bij uitzichtpunt Klarenbeek zit ik met koffie en een broodje. Het is zo’n fijne plek voor overzicht, om ver en vooruit te kijken. Ik neem een hap van mijn boterham, verbeeld dat waar de flats beginnen de rotskust voor Llanes ligt en ontspan bij het blauw van de zee. Een pup rent op me af. Voordat ik er erg in heb, hapt hij zich vast in mijn ontbijt. Zijn baasje snelt verontschuldigend toe. Wat geniet u hier fijn van de stilte, he? Ik vertel over Rumoro en dat het er net zo helend groen is als hier. Het gesprek trekt de diepte in. We belanden zonder omweg bij de dood. De zelfmoord van haar zus. Jouw dood. En ze herkent het omdat ze ons verhaal in de krant heeft gelezen. Jij stuurt iemand naar me toe die rouw erkent en zachtheid brengt doordat ze ook zo groot verloren heeft. De vrouw loopt verder en draait zich nog een laatste keer om. Weet je, zegt ze, je mag rouwen zolang je wilt. Ik kijk haar aan en knik dankbaar. Zo is het hoor, Switi. Je laat weten dat ik mijn eigen rouwtempo mag volgen en dat vind ik zo lief. Want iedere stap in Arnhem doet pijn. Elke keer wanneer mijn voet de bodem raakt, stamp ik een afdruk van onze liefde via hart, buik en benen de grond in. Iedere stap maakt een herinnering los. Ik heb nog heel wat passen te zetten.

Het is waterkoud in huis. De tank met stookolie raakt leger en het hout voor mijn vuurvreter is op. Ik sleep en zaag boomstammen, sprokkel aanmaakhout en zak door de stalvloer wat wonderbaarlijk goed afloopt. Spanje tijdens Lockdown voelt teruggeworpen als de eerste negen maanden na jouw dood toen Monty me thuis hield in mijn rouwgrot waar de zeven dwergen van sneeuwwitje 24/7 op mijn borstkas inhakken. Hey ho, hey ho. Ik verzin klussen, leer Spaans en blijf bezig. Maar juist in de ruimte tussen het zagen, koken en woordjes stampen, die rustpauzes tussen bewegen in, klampt de volle omvang van jouw dood zich vast aan de stilte van mijn verdriet. Wat buiten zoekend blijft, is zo’n heel diep missen naar wat ontbreekt terwijl ik van binnen (misschien wel krachtiger dan voorheengaan) voel dat ik heel ben. Jouw dood amputeert mijn glimlach terwijl de herinnering aan die ene grote liefde, die alles opengooit, als fantoomkiespijn onder de voeten kietelt. Ik wacht veertig minuten voor de Masymas. Er mogen maximaal tien personen tegelijk boodschappen doen. De supermarkt lijkt op een omgekeerde botsauto attractie waarin het de kunst is elkaars karretje van zo’n grootst mogelijke afstand te ontwijken. Op straat loopt iedereen met een boog om elkaar heen. Het is tegennatuurlijk. Mensen trekken van nature als deeltjes naar elkaar toe. Samen vormen we de realiteit. Misschien dat we op corona gepaste afstand, door deze illusie van afgescheidenheid, ons aandeel beter zien en onze verbinding voelen met dat grote geheel.  

Op Rumoro dringt de natuur erop aan nog wat dieper naar binnen te keren. Het is dagen mistig wat mijn onrust voedt, de kijkcirkel verkleint en duidelijk maakt wat recht voor voeten ligt. Vroeger werd rouw zichtbaar gedragen met zwarte band en sluier. Die strik rond mijn hart laat langzaam los, zoveel beelden komen vrij. Ik zie ons verliefd van feestende dertigers naar wereldreizigers. We wassen samen vol. Halverwege belooft het leven met gouden rouwrand een nieuw begin. Lockdown is intelligent vanwege de stilte. Het blaast onrust weg zodat ik jou erin ontmoet om helder te voelen. De mist hangt eerst nog langs de kust en zwerft verder over de bergen terwijl de zon er met diamanten straal doorheen speelt. Opeens begrijp ik waarom de dwergen zo onuitputtelijk, volhardend en goed gehumeurd in mijn borstkas staan te hakken. Hey ho, hey ho. Met de verkoop van ons huis trekken herinneringen als imprint van onze liefde weg uit alle naden, voegen en kieren. In mijn wereld zoek ik een nieuwe plek voor jou en ons samen. Dat wisten Doc, Grumpy, Happy, Sleepy, Bashful, Sneezy en Dopey al lang. In mijn hart klinkt de dreun van de paukenist wat zachter omdat jouw liefde de leegte vult. Want jouw dood is maar een deel van het verhaal. 

R O U W  voelt als koorddansen. Ik schuif voetje voor voetje vooruit. Lief en leed houdt als stok het midden totdat ik eenpuntig de overkant bereik. 

RRRauw! (november 2019, paperback, luisterboek en e-boek) vertelt het hilarisch ontroerende jaar van een kleurrijke rouwdouwer die je met de speed of love vanuit de veilige knuffelvortex van haar grot meesleept door een volle bak echte rouw en de liefde die met kwetsbare humor overeind blijft als twee geliefden in drie maanden tijd afscheid nemen.

CARINA WIEGMAN (Groningen, 1972) reist, schrijft en geeft taoïstische buikmassage, chi nei tsang. Ze studeerde levensloop psychologie aan de Open Universiteit. Eind 2018 sterft de liefde van haar leven – so far – waarmee ze 15 jaar over de wereld zwerft. Momenteel schrijft ze haar tweede roman, Marathon.

Write a Reply or Comment

Your email address will not be published.

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.