RRRauw!

Vandaag gaan jouw laatste maanden weer in. Ik heb een rouw rebound die ongekend schraal voelt en geen enkel geluid, contact of lichte trilling verdraagt. In de ochtend zet ik het raam open. Vanuit bed kijk ik uit over zee. De dag tussen de tijd is geweest, mijn strooitocht door Asturias volbracht. De leeuwenpoort brult jouw nalatenschap los. Wat is geweest, was en dat wat komt nog niet geleefd. Ik hang over de rand van het venster en gluur naar buiten. De wind brengt de zachte geur van eucalyptus mee.

RRRauw! #throwback WEEK 36
Ik rijd naar Rijnstate, neem de lift naar de spoedopname en kijk om het hoekje de wachtkamer in. Vrijdag 27 juli. Ik zit aan jouw bed. We giechelen omdat de verpleegster aangeeft je in quarantaine te willen behandelen. Zie je wel, Ceetje, een raar virus. Kort erop komt de arts binnen. Loopt u mee, de uitslag van de foto is binnen. We zitten in een geïmproviseerd kantoor naast elkaar op een kruk, ingeklemd tussen arts en assistent in opleiding. Ik pak jouw hand. We hebben een verdikking gevonden. Jij begrijpt het direct. Ik denk beeldend, zoek razendsnel in mijn visuele databank ‘verdikking’ op en zie ongewild als eerste het eelt bij mijn grote teen verschijnen. De arts beweegt zijn lippen. Ik hoor niks omdat mijn zintuigen tijdelijk zijn losgekoppeld. Dat gaat niet meer goed komen, stel jij zonder vragen vast. De arts schudt zijn hoofd. Ik duw je huilend het ziekenhuis uit, stop en draai naar je toe. D, we kijken niet meer achterom of vooruit. Je zegt, Switi, ik ben altijd heel gelukkig met je geweest. Liefde verankert eeuwig het moment.

Er gebeurt wat met me als ik de parkeergarage inrijd. Ik herinner onze parkeerplek, de lift omhoog en voel het munstuk voor jouw rolstoel in mijn jaszak. Je kunt nauwelijks lopen en spaart energie om ons leven samen te stretchen. Het is zaterdag. Ik stap rond tien uur het ziekenhuis binnen net zoals vorig jaar op 27 juli. Rijnstate lijkt op een spookdorp. Er is niemand. Het ziekenhuis is uitgestorven, leeg, verlaten. Ik sta versteld dat je door gangen kunt dolen, over afdelingen en langs poli’s kunt spoken. Het voelt spannend alsof je na sluitingstijd in een kantoorpand, winkel of bibliotheek achterblijft. De stilte is zo leeg dat de volle omvang van het verdriet er net in past.

Op de maag-darm-lever poli leg ik mijn oor aan de deur van de bespreekkamer. De arts assistant in opleiding blijft herhalen hoe ziek je eruit ziet. Ik loop door de wachtkamer naar het verste zitje met zicht op de gang en wacht tot ze jou met sonde de behandelkamer uitdraaien. Nu is het serieus, denk ik. Nu is het echt. Ik vervolg route zestig, pak de lift naar oncologie en ga zitten op de plek waar ik je koelte toewuif. Ik huil onophoudelijk zonder inhouden op elke plek waar ik met jou heb gezeten. Aan de balie bij oncologie stel ik vragen. Ik gluur door mijn ogen en zie jou in rolstoel aan de koffietafel zitten. Je blaast liefdevol een handkus naar me toe.

Ik verlang naar legendarische verhalen over jou en ga langs de huisarts om van hem te horen hoe dapper je bent geweest. Hij bevestigt dat je nooit mopperde, je ziekte stoer accepteerde en dat er uiteindelijk niks meer van je overbleef. Ook vallen hem direct jouw laatste woorden in. Euthanasie is toch raar, zegt hij. Tegennatuurlijk. Je vermoordt iemand. Ik giechel van binnen om deze dramatische woordkeuze. Het klinkt onbewust want energie kan alleen in een andere vorm overgaan.

Er valt iets van me af. Het voelt completer. Rijnstate haalt beelden, woorden en emoties terug van hoe het was. Het is vorig jaar zó snel gegaan dat ik het allemaal wil terughalen. En dat je op zo’n publieke plek zo intiem kunt zijn met je grootste verdriet en zo openlijk kunt storthuilen, maakt ruimte voor erkenning. Voordat ik het ziekenhuis uitloop, draai ik me om en sta stil in de hal. Ik buig naar links voor de mensen die jou zijn voorgegaan. Ik buig naar rechts voor iedereen die het ziekenhuis in de toekomst met een hartbrekend bericht verlaat en ik begrijp beter waarom ik juist nu tot stilstand wil komen. Ik heb fantoompijn. Want ik kijk met zoveel liefde terug op deze periode vorig jaar, jouw laatste maanden. En vol trots buig ik zo diep als ik kan naar voren om voor jou het applaus op te rapen dat jij zo verdient. Het geklap knalt door het ziekenhuis als een vette techno beat. Ik loop naar buiten, zet mijn zonnebril op en kijk naar boven. In de lucht dansen wolken als engelen een pas-de-deux.
#rrrauw #rouwraaktiedereen #rouwpouwer #rebound #rouwgrot

p.s. 24 augustus verschijnt een ouderwets nieuwe RRRauw!

RRRauw! vertelt het ontroerende verhaal van een kleurrijke rouwdouwer die je met de speed of love vanuit de veilige knuffelvortex van haar grot meesleept door een volle bak echte rouw en de liefde die met kwetsbare humor overeind blijft als twee geliefden in drie maanden tijd afscheid nemen.

CARINA WIEGMAN (Groningen, 1972) reist, schrijft en masseert buiken. Ze studeerde Levensloop Psychologie aan de OU. In 2018 sterft de liefde van haar leven, so far, met wie ze 15 jaar over de wereld zwerft. RRRauw! is haar debuut (november 2019). Momenteel schrijft ze vanuit Asturias haar tweede roman, Marathon (november 2021).

If a marathon is a battle, it’s one you wage against yourself – Haruki Murakami

Write a Reply or Comment

Your email address will not be published.

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.