RRRauw!
Vandaag klinkt het startschot voor mijn vijftigste levensjaar, jouw laatste. Ik ben aspirant Sara en een flink eind op weg je te overleven. Jij trakteert op een feestontbijt met Moët & Chandon, een gebakje van Christiaan en het pakje met linten dat ik gisteravond zelf heb gestrikt. Uit de bedevaartsdoos haal ik de kaart die ik op jouw negenenveertigste verjaardag geef en achter het Japanse dressoir vandaan tover tijdens de oplevering van ons huis. Lieve Happy Birth-D, schrijf ik. “De wereld is jouw festivalterrein. Ik ben benieuwd wat er dit jaar op je blokkenschema verschijnt. In alles dat voorbij komt, ben jij de plukker van jouw ervaringen. Doe de dingen die je wilt doen. Alleen en samen met mij.” Vanzelfsprekend sluit ik af met ‘luf joe’ en ‘XXXXXXXXX + 40 zoenen.’
Als ik Nederland binnenrijd, huil ik. Het is alsof ik finish in de grote verlieswedstrijd ‘terugkeren zonder jou’. Triompf knijpt geniepig. Eigen bodem geeft een vals gevoel van veiligheid alsof je op de A27 bij Breda of ringweg Utrecht onmogelijk iets kan gebeuren omdat je de dag ervoor de Périphérique tijdens de schemering in de stortregen hebt gedaan. Dat schijnveilige gevoel had ik vroeger ook vaak op het moment van touchdown (door burnoutbangigheid met controlefreakfear). Wanneer een vliegtuig landt, wil ik heel hard klappen uit opluchting omdat ik het heb overleefd alsof je hoog in de lucht met je leven speelt terwijl iedereen weet dat thuis en op straat de meeste ongelukken gebeuren en de gang naar de Lidl, Appie of het Kruidvat veel gevaarlijker is maar zo alledaags dat we dat risico minder zien en het enge eerder in het ongewone ervaren.
Ik rijd eerst naar de opslag in Ede om de tent, gasfles en camping koelbox te stallen. Ik wil onze spullen zien. Shurgard is mijn huiskamer. Wat rest van ons ligt er als in een blokkendoos opgestapeld. Ik raak het Japanse dressoir aan, tringeling jouw fietsbel en open de verhuisdoos waarop ik in het het zwart ‘D’ heb gestift. In juni trek ik de deur achter ons leven in Arnhem dicht en rijd naar Rumoro, het familiehuis in Asturias, Spanje. Wanneer ik na bijna 10.000 kilometer de auto voor de deur bij je ouders in Zeist parkeer, ben ik zó trots dat ik de Punto liefkozend aai, een hatchback hug geef en bedank. Ik was direct erna de handen. Zo’n stalen ros-knuffel is misschien wel helemaal niet corona proof ;-). Je moeder maakt zuurkool met spekjes en rookworst. Ik houd van Hollandsche winterkost. Sinds jouw dood ben ik vegetariër af. Ik heb soms zin in vlees. En vleestrek zit dieper dan huidhonger.
Vlak voor de jaarwisseling verhuis ik van het chateau naar Domaine La Paternelle dat in Nederlands bezit is. Ik wacht er totdat ik naar Asturias kan om Ducche te aaien en om Jij te zingen langs de passeo in Llanes waarna ik bij de brug tegenover El Siglo ga zitten en zo’n heerlijke cappucino con nata bestel. Op La Paternelle heerst Hollandse huiselijkheid. Ik heb voor het eerst in zes maanden televisie en durf zelfs naar Ik vertrek, Drie op reis en het huisjesprogramma van Kirstie en Phil te kijken. Het zijn ‘onze’ series in beeld en geluid. Ik kan het hebben en joel mee. D, daar wil ik ook heen met jou! Of, zullen wij daar gaan wonen? Ik kijk ook naar ‘mijn’ programma’s. The Simpsons, De slimste mens en Heel Holland bakt – wat een Kijkwijzeradvies verdient in de strijd tegen (corona)kilo’s – en grave zelfs bij het zien van alle misbaksels die in mijn ogen de heerlijkste imperfecties zijn.
Tijdens de eerste minuut op La Paternelle stort ik in.Ik kom aan in een huis dat thuis niet is gewoon omdat jij er niet bent. Wanneer ik de doos met altaarspullen pak, springt Spin tevoorschijn en ook Roodborstje laat direct van zich horen. Je bent er, natuurlijk, maar soms zie ik dat even niet. Op oudjaarsdag brengt Cefas oliebollen. Ik serveer er een glas bubbels bij en knik naar de foto-waarop-jij-zo-leuk-lacht. Soms herken ik je niet terwijl ik me tegelijk zo goed herinner hoe je ruikt, voelt en klinkt. Ik neem een hap uit de oliebol, hef het glas op 2021 en zap zenders. Undiemeister staat vol ornaat in slip. Ik kijk direct naar jou en lig slap van het lachen. Ik weet zeker dat de reclame tussen ons een running gig wordt wanneer jij me wilt verleiden. Ceetje, kijk eens, zeg je aan de rand mijn bed. Ich bin Undiemeister. Ik giechel terwijl ik je snel naar me toetrek voor zondagochtendsex.Juist nu, op oudjaarsavond, is Nederlandse televisie knus ook al schreeuwen 2019 en 2020 er ongezellig doorheen. Op de beeldbuis zijn het nog altijd dezelfde gezichten, tunes en programmeringen alsof het leven toch ook een beetje stilstaat terwijl tijd onverminderd snel op de dood vooruitholt.
Spanje houdt regionale grenzen dicht.Ik besluit noordwaarts te rijden. Op de péage naar Parijs mijmer ik over een studie. Ik ben pas later psychologie gaan studeren na een mislukte poging Nederlands in mijn roaring twenties. Romaanse talen trekken. Ik heb Latijn gehad en vier jaar Frans maar vind het stiekem een beetje een mekkertaal met zeurklanken die chagrijnig rondploffen. A tout à l’heure mon coeur de beurre. Geef mij het vrolijk opspringende Italiaans maar of de grondende –os en -as in het Spaans. Ik overnacht boven Parijs en rijd de volgende ochtend zingend weg tot ik de afslag naar Chateau de Pierrefonds zie. Och, D, verstil ik en kijk een tel opzij. We zijn onderweg van Rumoro naar Nederland. Jij ligt naast me, de bijrijderstoel zover mogelijk achterover geklapt. Je kunt niet zitten, zoveel pijn heb je. Ik wil per se het kasteel uit Merlin zien.
Na het weekend bel ik je ouders. Ze zijn nog op Rumoro. Dat dacht ik wel, zegt je moeder, wanneer ik vertel dat je doodziek bent. Het is haar eerste reactie. Soms voel ik me stom, een beetje naïef en zonder realiteitszin. Dat dacht ik wel, klinkt na. Het is geen enkel moment in mij opgekomen dat wanneer je zo ziek bent, het voorbij is. Wat ik best begrijp, is dat je gigantisch, serieus en levensbedreigend ziek wordt en dan toch weer opknapt. Je hoort die verhalen regelmatig. Het is geen visserslatijn. Maar wat ik totaal niet snap, is dat je opeens zo ziek wordt dat het klaar is en je in drie maanden doodgaat. Het is net zo niet-te-vatten-ongrijpbaar als het pluche of horloge in zo’n graaimachine op de kermis. Soms voelt het alsof je nooit hebt bestaan maar als een fresco uit De Schepping van Michelangelo bent vervaagd.
Arnhem is het schaap in wolfskleren. Het voelt alsof er nog altijd een adres is, een postcode + huisnummer, waar ik thuiskom en jij met Monty & Koosje op me wacht. In Nederland stuiter ik rond tot de reisadrenaline zakt waarna ik in Drenthe land voor de verplichte quarantaine. Ik geniet van het mondkapjesvrij huppelen in de buitenlucht (in Frankrijk en Spanje is het mompeldoekje ook op straat verplicht) en het centraal verwarmde chalet waarin ik zonder jouw Rukka thermo lange onderbroek of ingewikkelde kledinglagen kan theelepelen. Ik zie de prachtige film Lion waarin de vijfjarige Saroo duizenden kilometers van huis raakt en verdwaalt in de straten van Calcutta. Ik voel India. We zitten in de trein naar Varanasi, Mumbai en Varkala. Op iedere vraag die ik stel, wobbel jij met je hoofd als een Indiër omdat je mij zo graag hoort lachen. Ik mis onderweg zijn met jou. Gedreven door het verlangen naar thuis, zijn moeder, weet de volwassen Saroo uiteindelijk zijn dorp te vinden. Misschien ligt het verlangen van Saroo in de blauwdruk van ons allemaal, ieder leven opnieuw. We willen de weg terug vinden en thuiskomen in de onvoorwaardelijke liefde van het zelf.
Het is moeilijk te geloven dat je ooit hebt bestaan juist omdat ik al zo’n tijd rond mijn eigen as draai. Wanneer ik naar de foto kijk waarop jij zo leuk lacht, lijk je op iemand die ik ooit heb gekend.Ik kan me niet voorstellen dat jij het hebt gedaan: Ziek worden in je vijftigste levensjaar, door een all-you-can-eat kanker worden opgegeten, en de vijftig halen met de dood op de hielen en felicitaties, taart en morfine op je sterfbed. Je trekt je terug uit het meest elementaire terwijl het moordende tempo van jouw kanker genadeloos is en het moment waarin we samen zijn eeuwig. Dat je het allemaal hebt gedaan en sterven zo natuurlijk, aards en fysiek is. Ik wil terug onze palliatieve bubbel in die door jouw dood en twee rouwjaren is doorgeprikt.
Out of the blue, wanneer iemand op tv akoestisch zingt (You don’t know what its’ like to love somebody the way I love you) of tijdens het wandelen wanneer ik de mooiste luchten en landschappen instap, BAM, ineens zet jij mijn hart onder stroom. Liefde vonkt. Ik bekijk foto’s van ons huis. De tuin met jouw hangmat achterin. Wat een gezellige woonkamer. Ongemerkt klik ik een foto open waarop de achterkamer verschijnt. De openslaande deuren staan open. Het beeld trekt mijn ogen de tuin in. Ik zie pas in tweede instantie dat jij aan tafel zit. Je werkt. Onder de tafel liggen je slippers. Je drinkfles staat links van het toetsenbord. Ik schrik vertederd omdat je er gewoon weer zit. Oh, D, fluister ik en raak op het beeldscherm je rug aan. Ik heb je vast tienduizend keer zo zien zitten. En ik wil niets liever dan in die foto wonen en de kamer binnenlopen met een frambozen tartelette en café d’amour.
Ik droom nachten achtereen dat jouw liefde voor mij is bekoeld. We geven ons heerlijke huis in dromenland (vrijstaand met bos, landerijen en vergezichten tot aan de horizon) op en verhuizen naar zee. Toch zie je een toekomst samen niet zitten. Waarom dan wel samen met mij verhuizen? werp ik je voeten verwijtend voor. Ik probeer je over te halen bij me te blijven en haal Ducche van stal. Kijk, D, roep ik uit, zelfs Ducche is hier. Ducche, roep ik. Ducche, ven aqui! maar hij komt niet om jouw hand te likken en je te verzekeren dat je hier hoort, bij mij. Ik blijf staan als een punchball. Hoezeer de menselijke ervaring er tegenaan bokst. Ik rust in het vertrouwen dat ik krijg wat ik aankan, altijd op de plek ben waar ik moet zijn (anders zou ik immers elders zijn) en proost met jou op het kosmisch plan waarin liefde een nieuwe wereld baart.
R O U W voelt alsof ik ben losgetrokken van jou. Jij zinkt naar de bodem terwijl ik langzaam opstijg naar het oppervlak. En dat ik je voor altijd reusachtig liefheb, heelt mijn hart.
#rrrauw #rouwraaktiedereen #rouwpower #rouwnomade
RRRauw! vertelt het ontroerende verhaal van een kleurrijke nomade die je met de speed of love meesleept over de wereld, door een volle bak echte rouw en de liefde die met kwetsbare humor overeind blijft als twee geliefden in drie maanden tijd afscheid nemen.
ZWERF visueel mee op Insta @carinawiegman
LIVE op facebook iedere vrijdag om 11.11 uur (NL) en op YouTube (UK).
CARINA WIEGMAN (Groningen, 1972) reist, schrijft en masseert buiken. Ze studeerde Levensloop Psychologie aan de OU. In 2018 sterft de liefde van haar leven so far met wie ze 15 jaar over de wereld zwerft. RRRauw! is haar debuutroman (november 2019) dat verschenen is in het Engels (november 2020). Momenteel schrijft ze haar tweede roman, Marathon (november 2021).
If a marathon is a battle, it’s one you wage against yourself – Haruki Murakami