V R I J E R | november 2024
Ik spreek nog altijd in eerste keren. De zomer van ’24 waarin ik ’s avonds weer op stap ga, cocktails drink tot sluitingstijd en om niets uitbarst in schaterlachen. Op (bijna) iedere uitnodiging zeg ik ja. Het is alsof ik bij de lost & found sta om een verloren stuk van mezelf te claimen en dansend op de fiestas in Llanes de weg terug herinneren uit Grief City naar mezelf. Toch blijft die echte ‘eerste keer’ uit. Na zes jaar, ben ik nog altijd rouwmaagd. 2024 dendert voorbij als een goederentrein vol onaangename verrassingen. Ik verlies groot geld door een verkeerd gelopen investering, loop de ene na de andere infectieziekte op en krijg een chronische huidaandoening met verhoogde kankerkans cadeau. Mijn hoofd is als een spookhuis vol midlife griezels. De tijd die dringt, gemiste mogelijkheden, en wat is 52 een shit leeftijd om single te zijn. Ik ben te jong om het leven gemoedelijk te laten aflopen; te oud om iets heel anders te proberen, een gezin met kroost zodat ik in plaats van ‘tiabuela’ ook ooit oma word.
‘Time won’t give you time’, zingt Culture Club. Ik binge een middag op jaren ’80 muziek en word overvallen door teenage en twintigers weemoed. Een leven ligt voor je. Je kunt nog -tig keer overnieuw beginnen. Nu tijd dringt en dramt en misschien wel niet veel ruimte meer biedt voor eindeloos experimenteren, vraag ik me regelmatig af of ik m’n tijd niet verdoe. Ik ben bang te falen, verlam, omdat ik goed besef dat keuzes onomkeerbaar kunnen zijn. Daarbij, ik zit met mijn sterfbedbelofte aan D in de maag. ‘Beloof je dat je zult genieten, Switi?’. Ik krijg het Spaans benauwd van het gevoel dat de dagen voorbij racen, blijf met ingehouden adem hollen en rennen terwijl ik boerderijtje en Bob de Bouwer speel. Ik wil uitbuiken in het heden, deelnemen aan het leven, reizen, masseren, schrijven, een vrijer voor de rest van mijn leven. ‘In time it could have been so much more’, waarschuwt Boy George op voorhand.
Asturias is het land van hier-en-nu met oneindig veel in-het-huidige-moment activiteiten. Een lekkage aan de schoorsteen, een uitgebroken stier die het hekwerk vernielt en de kippenbipsjes die om me heen scharrelen terwijl ik op het land achter de seizoenen aanhobbel en inspiratieloos onkruid wied. De moed zakt geregeld in m’n crocsklompen. Hoe krijg ik het hier op de rit. Ik loop op van alles te voeteren, ben moe tot op het bot en heb last van moodswings en artritis-vingers die ik op de naderende overgang gooi. Alles rond mijn klusproject overweldigt. De beste remedie is om op zo’n moment een aflevering ‘Ik vertrek’ of ‘Het roer om’ te kijken. Geen grotere troost dan de klusblunders en het emigratiegemiezer van een ander. Leed vermaakt en leert meer in liefde met het moment te leven in plaats van door te malen op de waan van de dag. Mijn eigen thuis creëren, op één plek zijn, brengt een nieuw soort vreugde. Het voelt als verstild geluk dat van binnen onbevangen glimlacht.
Ik kijk Castaway met Tom Hanks als Chuck, die na een vliegtuigcrash op een onbewoond eiland het gevecht met de elementen en zichzelf aangaat, zijn lot aanvaardt en tot overgave komt waarna hij een vlot bouwt en het universum een vrachtschip stuurt om hem uit zee op te vissen. Ik vind het hartverscheurend wanneer hij Wilson verliest, een aangespoelde basketbal waarop hij een gezicht tekent, zijn zwijgzame vriend. Ik vraag me af ik mezelf de laatste jaren niet teveel op het platteland heb weggemoffeld in een zelf geregisseerde versie van Castaway met kat en kippen om als Wilson tegenaan te praten terwijl S*x and the City meer en meer lonkt. Ik snel met thee en kokosmakron richting het einde van de film, zie Chuck voet aan wal zetten en snuif verbolgen uit het niets, ‘waarom heb jij het niet gered?’. Zo’n op een onbewoond eiland survival is toch veel te buitengewoon? Waarom overleef jij iets alledaags, ordinairs en volks als kanker niet en mag Castaway Hanks na zijn alchemistische avontuur wel schoon schip maken.
Op Tinder swipe ik een minuut of tien smoelen. Ik heb pleziertrek, gezelligheidshonger en zucht naar een kneuterige kerst, iemand om het nieuwe jaar mee tegemoet te zoenen. Maar wanneer de nieuwigheid eraf is – ik begin enthousiast als in een snoepwinkel vol eye candy – ga ik snel weer offline en besluit voortaan enkel old school te daten. Als ik eerlijk ben, heb ik geen idee voor welke man ik midlife aantrekkelijk ben. Ik laat me graag verrassen maar ben best huiverig voor het type dat ik zelf aantrek. Sinds een half jaar heb ik een volhardend blije aanbidder, zo’n vaderlijk figuur met rode wangen in camel rib en pluizend merino die op de meest onhandige momenten – wanneer ik in Twister-houding de autobanden op spanning breng of met zware tassen naar de kofferbak sjees – uit mijn dode hoek opduikt. Op het terras van Latino zie ik de laatste tijd best een lekkere catch. Hij valt op omdat hij altijd zo relaxed alleen aan zijn café con leche zit. Misschien trek ik de stoute laarzen wel aan. Het vonkt en ik wil vuurtje stoken. Alles is gezelliger met zijn twee.
Ik ben blij dat het bijna je zesde sterfjaardag is en niet meer de eerste of tweede, alhoewel jouw liefde toen nog zo fijnstoffelijk door mij heen streelde en de realiteit van rouw de laatste jaren langzaam in mij is verdicht. Duque staat midden in de nacht voor de deur. Het onweert stevig. We kijken samen naar het vuurwerk dat jij aan de hemel afsteekt. In dromenland kies jij het luchtruim. Ik zwaai je uit, blijf achter bij de gate terwijl het me toch lukt eerder dan jij op plaats van bestemming te geraken. Ik wacht bij arrivals op jouw komst. Af en toe gaat de deur open. Ik zie je zitten bij de bagageband waar jij je rugzak herpakt. Wanneer je naar buiten loopt, roep ik uitgelaten, ‘D!’. Je kijkt vrolijk op, zoekend, maar ziet me niet staan en loopt vervolgens de luchthaven uit. Jouw laatste dagen gaan in. Het is ieder jaar anders en tegelijk is het er weer. In de manier waarop de zee rolt en schuimt, in het geneurie van de bergen, ‘Never let me go’. Rouw verlaat niet evenals de seizoenen en vadertje tijd, toch laat ik meer en meer het ongrijpbare los.
V R I J E R is het avontuur van een kleurrijke vijftiger die zich met de speed of love losmaakt uit rouw en opnieuw begint in Asturias op zoek naar de liefde.
CARINA WIEGMAN (Groningen, 1972) reist, schrijft en masseert buiken. Ze studeerde Levensloop Psychologie aan de Open Universiteit. In 2018 sterft de liefde van haar leven – so far – met wie ze 15 jaar over de wereld zwerft. RRRauw! is haar debuutroman (november 2019) en blog waarin ze 1250 dagen rouw beschrijft. Momenteel woont ze in Asturias waar ze opnieuw begint en schrijft aan Marathon, haar tweede roman.
If a marathon is a battle, it’s one you wage against yourself – Haruki Murakami